Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Niet [11]eet op de bergen, en zijn ogen niet opheft [12]tot de drekgoden van het huis Israels; noch de huisvrouw zijns naasten [13]verontreinigt, noch tot [14]de afgezonderde vrouw [15]nadert; 11. Te weten van hetgeen den afgoden geofferd is, en vervolgens met de afgoderij gene gemeenschap heeft. Want op de bergen, gelijk ook in de bossen en onder de groene bomen, hadden zij hunne altaren, waarop zij den afgoden offeranden deden, 1 Kon.11:7; Jes.65:7; Hos.4:13; van welke zij dan ook een deel aten en met hunne vrienden versmulden, Deut.32:38; Richt.9:27; Ps.106:28; 1 Kor.8:1,4, enz. 12. Te weten om dien godsdienstige eer te bewijzen, overmits zij gemeenlijk in hoge plaatsen staan; alzo onder vs.15; het tegendeel is zijne ogen op te heffen tot God, die in den hemel is; Ps.123:1. 13. Te weten door overspel. Zie deze manier van spreken, aldus vol gesteld, onder hfdst.23 vs.17. 14. Dat is, die afgezonderd moest zijn van de bijslaping van haren man, als zij hare maandstonden had, op lijfstraf. Zie Lev.15:24, en Lev.18:19, en Lev.20:18, met de aantekening. 15. Te weten om die te bekennen. Zie Gen.20:4.